Controle elektrische aansluiting

  1. De volgende controles uitvoeren: D = gedetailleerde controle, N = controle van dichtbij, S = visuele controle

Controleschema

D

N

S

I

Schroeven, kabel- en leidinginvoeren (direct en indirect), blinde sluitingen van het juiste type, volledig en dicht.

II

Kabel- en leidingtype overeenkomstig het doel.

 

 

III

Aan kabels en leidingen geen zichtbare beschadiging.

IV

Er moeten kabelschroefverbindingen worden gebruikt die voldoen aan de norm EN 60079-1 (Ex “d”).

 

V

De trajecten die ondoordringbaar blijven voor de voortplanting van inwendige vlammen moeten vrij zijn van vuil en beschadigingen en ze moeten gevet zijn (AGIP GR NS 4 of iets soortgelijks).

VI

Elektrische aansluitingen vast.

 

 

VII

Niet gebruikte aansluitklemmen vastgedraaid.

 

 

VIII

Isolatieweerstand (IR) van de motorwikkelingen bevredigend.

 

 

IX

Aardverbindingen, incl. alle aanvullende potentiaalvereffeningsaansluitingen, moeten reglementair (bijv. aansluitingen zijn vast, draaddoorsneden zijn voldoende).

X

Foutlusimpedantie (TN-systeem) of aardingsweerstand (IT-systeem) bevredigend.

 

 

XI

Automatische elektrische veiligheidsinrichtingen juist ingesteld (automatisch terugzetten niet mogelijk).

 

 

XII

Speciale gebruiksomstandigheden zijn in acht genomen (koude-draaduitschakelsysteem conform RL 2014/34/EG).

 

 

XIII

Alle kabels en leidingen, die niet gebruikt worden, zijn juist aangesloten.

 

 

XIV

Installatie met veranderbare spanning is in overeenstemming met de documentatie.

 

XV

Elektrische isolatie schoon/droog.

 

 

  1. Ex-beveiligd deksel van de aansluitdoos aanbrengen. Let erop dat er zich geen vuildeeltjes in de aansluitdoos en op de trajecten die ondoordringbaar blijven voor de voortplanting van inwendige vlammen bevinden en dat de verbindingsvlakken onbeschadigd en zoals vermeld ingevet zijn (Montagetips). Neem de aanhaalmomenten volgens tabel (Apparaat elektrisch aansluiten) in acht.