Montage van het apparaat

  1. Apparaat op transportschade controleren.
  2. Montageplaats voor de buis-, wand- of voetmontage voorbereiden: Buis leggen. Bij wandmontage voor een vlak steunvlak zorgen.
  3. Leg de toegestane netleiding naar de montageplaats vast aan. Gebruik een bij het apparaattype passende aansluitleiding.
  4. Gevaar van snijwonden door scherp plaatwerk van de behuizing.

    1. Draag bij het inbouwen persoonlijke beschermingsmiddelen (snijvaste handschoenen).
  5. Transporteer het apparaat naar de montageplaats. Neem de veiligheidstips en gegevens uit de vorige hoofdstukken in acht.
  6. Explosiegevaar/gevaar voor verwondingen door verkeerd gemonteerd of naar beneden vallend apparaat.

    1. Wand- en buismontage uitsluitend op wanden/buizen met voldoende draagvermogen en groot genoeg bemeten bevestigingsmateriaal verrichten.
    2. Het bevestigingsmateriaal dient door klant zelf beschikbaar gesteld te worden.
    3. Bij het inbouwen het bereik onder de montageplaats van personen vrijhouden.
  7. Neem om geluidsbruggen naar het bouwlichaam te voorkomen de afstanden ten opzichte van andere gevelcomponenten in acht. Gebruik eventueel ontkoppelingselementen.
  8. Bij bevestiging met montagevoet FUI: Bevestig een passende bevestigingsvoet met de bijgevoegde, zelftappende plaatschroeven op het ventilatorhuis (breng de schroeven niet in de buurt van de waaier aan). Inbouwpositie willekeurig. Let erop dat de aansluitdoos op de montageplaats vrij toegankelijk is.
  9. Monteer het apparaat en schroef het op alle flensboringen (4 stuks) goed met wand of buis of een geschikte vaste ondergrond vast. Stel zelf bevestigingsmateriaal dat groot genoeg is beschikbaar. Let op de draai- en transportrichting pijltjes met luchtrichting op sticker op het apparaat.
  10. Explosiegevaar bij gebruik zonder beveiligingsvoorziening bij eventueel in het luchtkanaal vallende of aangezogen vreemde voorwerpen.

    Levensgevaar door vonkvorming.

    1. Een vrije luchtin-/uitlaat beslist van een beveiligingsvoorziening voorzien, die aan de eisen van de EN 13857 voldoet en geschikt is voor ex-zones, bijv. met MAICO- veiligheidsrooster SG..Ex (beschermingsgraad IP 20 conform EN 60529). Bij gebruik van producten die niet van Maico stammen moet een beoordeling van het ontstekingsgevaar worden uitgevoerd.
  11. Monteer met een vrije luchtin- of uitlaat vóór het apparaat een goedgekeurd veiligheidsrooster, bijv. MAICO veiligheidsrooster SG. .
  12. Zorg voor voldoende nastroming van de luchttoevoer.
  13. Breng geschikt isolatie-, geluiddempend en installatiemateriaal aan.